26 februari
Jesaja 40:9-11
Klim op een hoge berg, Sion, verkondigster van een goede boodschap; verhef uw stem met kracht, Jeruzalem, verkondigster van een goede boodschap. Verhef die, wees niet bevreesd. Zeg tegen de steden van Juda: Zie, uw God! Zie, de Heere HEERE zal komen tegen de sterke, en Zijn arm zal heersen. Zie, Zijn loon heeft Hij bij Zich, Zijn arbeidsloon gaat voor Hem uit. Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden: Hij zal de lammetjes in Zijn armen bijeenbrengen en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden.
Jesaja 62:11-12
Zie, de HEERE heeft het doen horen tot aan het einde der aarde: Zeg tegen de dochter van Sion: Zie, uw heil komt, zie, Zijn loon heeft Hij bij Zich en Zijn arbeidsloon gaat voor Hem uit. Zij zullen hen noemen: het heilige volk, de verlosten van de HEERE, en u zult genoemd worden: Gezochte, Stad die niet verlaten is.
Ezechiël 37:21-25
En spreek tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik ga de Israëlieten nemen uit de heidenvolken waarheen zij gegaan zijn. Ik zal hen van rondom bijeenbrengen en hen naar hun land brengen. Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen van Israël. Zij zullen allen één Koning als koning hebben. Zij zullen niet langer als twee volken zijn, en niet langer nog in twee koninkrijken verdeeld zijn. Dan zullen zij zich niet meer verontreinigen met hun stinkgoden en met hun afschuwelijke afgoden en met al hun overtredingen. Ik zal hen verlossen in al hun woongebieden, waar zij gezondigd hebben, en Ik zal hen reinigen. Dan zullen zij een volk voor Mij zijn en Ík zal een God voor hen zijn. Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn. Voor hen allen zal er één Herder zijn. Zij zullen in Mijn bepalingen wandelen en Mijn verordeningen in acht nemen en die houden. Zij zullen wonen in het land dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven heb, waarin uw vaderen gewoond hebben. Zij zullen daarin wonen, zij met hun kinderen en hun kleinkinderen, tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal tot in eeuwigheid hun Vorst zijn.